
Een hartritmestoornis wordt ook vaak afgekort tot ritmestoornis. Een hartritmestoornis kan diverse stoornissen van de hartslag betekenen. Als het hart te snel slaat (meer dan 100 hartslagen per minuut) dan is er sprake van tachycardie. Op het moment dat het minder dan 60 slagen per minuut zijn dan spreekt men van bradycardie. De frequentie van de hartslag kan ook normaal zijn waarbij het hartritme echter onregelmatig is. Hierbij kan men denken aan het, meestal onschuldige, overslaan van het hart (de extrasystole).
De klinische betekenis van een ritmestoornis kan variëren van totaal onschuldig (zoals het zo nu en dan overslaan van een hartslag dat iedereen wel eens heeft) tot levensgevaarlijke hartritmestoornissen waarbij men binnen enkele minuten kan overlijden (zoals ventrikelfibrilleren hierbij is de pompwerking van het hart door de stoornis helemaal opgeheven).
In nagenoeg alle gevallen van ritmestoornissen kunnen deze worden vastgesteld aan de hand van het ECG. Vaak is het bij ritmestoornissen die maar zo nu en dan optreden het probleem om een ECG te maken op het moment dat de klachten zich voordoen. Komen de klachten bijna elke dag voor dan is het vaak mogelijk een zogenaamde Holter-ECG te maken. Hierbij draagt de patiënt draagt 1 tot 3 dagen een klein kastje dat de hartslag constant registreert en stoornissen opslaat in het computergeheugen. Bij een aandoening die zich maar eens per week of nog minder vaak voordoet wordt dit uiteraard steeds lastiger. In bepaalde gevallen moet een patiënt constant een kleine hartmonitor bij zich dragen die het hartritme registert.