Bijna elk kind kent wel een periode dat het verlegen is. Meestal ziet men dit tussen het derde en vierde jaar voor het eerst ontstaan. Het kind wordt zich bewust van de omgeving en ontwikkelt een zekere angst in een bepaalde omgeving of situatie. Niemand kan precies zeggen waarom het juist die omgeving of die situatie is.
Het kan zelfs in de eigen omgeving voorkomen, je komt al jaren in dezelfde winkel, het kind heeft altijd volop geklets tegen het personeel en duikt opeens achter je benen als de mensen wat vragen. Een eigen opa en oma of oom en tante of de lieve buurvrouw waar ze altijd een koekje mogen halen. Wat doe je tegen deze verlegenheid en wat moet je juist niet doen.
De grootste fout die veel ouders maken is de toestand verergeren door een kind te dwingen of een opmerking te maken als “doe niet zo gek”. Het kind doet niet gek en dwingen is altijd fout. Zoek een compromis of betrek het kind niet zelf in een situatie. Vraag als je wegloopt uit de winkel of het kind wil zwaaien, vaak wil dat wel lukken.
Een kind wat verlegen wordt heeft vaak een spraakblokkade, de angst grijpt letterlijk en figuurlijk naar de keel. Het belangrijkste is het kind de tijd geven om met bepaalde situaties om te leren gaan of om het eerdere vertrouwen te herwinnen.
Je kunt proberen om een kind voor te bereiden op bepaalde situaties. Soms helpt het als je zegt dat bijvoorbeeld oma verdrietig wordt als je geen daag zegt. Het kind is verlegen maar het wil oma absoluut geen pijn doen.
Maak niet de fout om te lachen of nog erger luid uit te roepen dat het kind bloost, dit maakt de verlegenheid alleen maar erger. Leer het kind trucjes als diep ademhalen of de handjes tot vuistjes ballen, door zich op iets anders te concentreren wordt de aandacht van de angst afgeleid.
Zet een verlegen kind nooit tegen de zin in het middelpunt van de belangstelling, kleine kinderen kunnen zelfs in huilen uitbarsten. Bereid je kind voor en begeleid het kind als dat nodig is.
Vergeet niet om het kind te prijzen bij elke overwinning. Zeg als het kind daag zegt tegen oma “dat was lief, wat zal oma blij zijn”. Geef het kind zelfvertrouwen, niemand heeft “gezien” dat het kind een kleurtje kreeg. Kweek vertrouwen.