Ieder trimester van een zwangerschap heeft kenmerkende eigenschappen; de baby ontwikkelt zich telkens op een andere wijze en ook de vrouw voelt zich anders. Op het moment dat men te weten is gekomen dat men zwanger is, ervaart men meestal een gevoel van geluk. Dit geluksgevoel wordt echter dikwijls snel gevolgd door tegenstrijdige gevoelens zoals angst en twijfel.
Het vrouwelijk lichaam op zich ondergaat in de eerste drie maanden nog maar weinig veranderingen maar deze fase kan wel samen gaan met misselijkheid en braken. Bepaalde vrouwen, die zeer gevoelig zijn voor vermoeidheid, zullen de neiging hebben om zich wat af te zonderen van de buitenwereld en veel aandacht aan de baby in hun buik te besteden.
In tegenstelling tot de moeder zal de toekomstige baby in de eerste drie maanden wel een grote ontwikkeling doormaken. Van de bevruchte eicel zal het namelijk uitgroeien tot een wezentje dat al echte menselijke trekjes en lichaamskenmerken begint te krijgen. Na drie maanden zwangerschap is het, met een beetje geluk natuurlijk, op een echo met een redelijke zekerheid te zien of men een jongen of een meisje mag verwachten.
Naast de embryo die zich van een bevruchte eicel tot een klein minimensje ontwikkelt zal er zich eveneens een placenta, oftewel een moederkoek, vormen. Deze heeft een schijfvorm en heeft zich in het slijmvlies van de baarmoederwand genesteld en zorgt ervoor dat er een verbinding kan ontstaan tussen de bloedsomloop van de moeder en die van de vrucht. Beide bloedsomlopen hebben echter geen direct contact.