De slokdarm ligt tussen de mond en de maag en is een gedeelte van het spijsverteringsstelsel. Het begin van de slokdarm ligt aan de bovenkant van de keelholte en de slokdarm eindigt bij de maag. De slokdarm is de directe toevoer van het voedsel naar de maag. In de slokdarm zitten twee slokdarmsluitspieren, ook wel klepjes genoemd die zorgen dat de voeding niet terug kan lopen. De belangrijkste slokdarmsluitspier is de onderste spier bij de maag die voorkomt dat maagzuren terug in de slokdarm kunnen lopen en daar beschadigingen aan kunnen brengen.
De slokdarm heeft een lengte van ongeveer vijfentwintig centimeter en wordt beschermd door cellen die de wand bekleden, de ligging van de cellen lijkt op over elkaar vallende dakpannen en wordt plaveiselepitheel genoemd. Deze bescherming door epitheelcellen bestaat uit meerdere lagen en liggen aflopend van boven naar beneden tegen de wand van de slokdarm. De doorgangsruimte die overblijft heeft een diameter van twee centimeter, voldoende om het gekauwde voedsel door te laten.
De slokdarm heeft twee verschillende spierlagen die voor verschillende bewegingen zorgen. De binnenste spierlaag loopt circulair en de buitenste laag van boven naar beneden. De verschillende weefsel en spierlagen hebben ieder hun eigen functie in de slokdarm en daarmee ook het spijsverteringsstelsel. De klepjes zorgen dat het eten niet terug kan lopen, de spieren zorgen voor de verplaatsing van de voeding de bekleding van de wand van de slokdarm heeft als functie een goede, afglijdende doorgang zodat het eten niet achterblijft in de slokdarm.