Met het klimaat bedoeld men de gemiddelde weerstoestand over een periode van tenminste 3 decennia. De toestand van de atmosfeer op een bepaald tijdstip is het weer. Het klimaat is een onderdeel van de meteorologie waarbij dezelfde elementen een rol vervullen als bij het weer, maar wel op een langere termijn. Doordat het weer enorm uiteen kan lopen, is het gemiddelde weer niet per definitie het weerbeeld dat vaak in een streek voorkomt. Daarom wordt er eveneens rekening gehouden met extreme waarden, frequentieverdelingen, modale waarden en standaardafwijkingen.
Het aardse klimaat wordt voor een groot deel door de zon bepaald. De zon warmt het oppervlak van de aarde op, dat de atmosfeer weer opwarmt. Astronomische aspecten daarbij zijn de hoogteverschillen van de zon, de duur van een dag en de afstand tussen de zon en de aarde. Door het hoogteverschil van de zon valt het licht ervan rond de polen op een groter oppervlak dan rond de evenaar. Daarom is de hoeveelheid licht die op een stuk aarde invalt, en daarmee het opwarmen van het oppervlak rond de evenaar aanzienlijk hoger.
Geografische aspecten zijn de verdeling van land, zee en ijs, het reliëf van het oppervlak van de aarde en de hoogte boven het zeeniveau. Water warmt trager op dan land, maar koelt ook trager af. De temperatuur van de lucht zal minder variëren boven zee dan boven land. Bergen beïnvloeden eveneens het klimaat van de omgeving;, aan de lijzijde ervan valt minder neerslag en aan de loefzijde juist weer meer.