De bakermat van de tapas, de smakelijke Spaanse hapjes die men bij een copa of drankje nuttigt, ligt in Andalusië. Bij de tapas wordt dikwijls wijn gedronken. De Sevillanen geven de voorkeur aan jerez, de Spaanse benaming voor sherry. Andalusië is de enige echte streek van de sherry. Voor de Spaanse jerez kunnen maar twee druivensoorten worden gebruikt immers de Palomino en de Pedro Ximénez. Er zijn overigens wel een viertal soorten sherry’s: Fino, Manzanilla, Amontillado en Oloroso. Fino wordt in Andalusië eveneens tijdens een maaltijd gedronken.
De naam tapas is waarschijnlijk afgeleid van het Spaanse ‘tapar’, wat ‘afdekken’ betekent. Deze benaming komt van de Spaanse gewoonte om glazen af te dekken met een stukje ham, brood, of kaas om op die manier de insecten tegen te houden.
Er bestaan diverse soorten tapas, zoals onder andere calamares, olijven of tortilla, gefrituurde inktvisringen, albondigas of gehaktballetjes. De meest bekende Sevillaanse tapa is de Jamon de Serano de Belotta. De varkens die deze hamsoort produceren, de Iberische varkens, krijgen enkel eikels gevoerd. Bodega Santa Cruz, in de Calle Rodrigo is één van de beroemdste tapasbars in de stad. Andere aan te bevelen tapasbars zijn Casa Robles, Bar Giralda, en Las Teresas in Santa Cruz en El Rinconcillo, El Bacaleo en Casa Cuesta in Triana.
Een andere typische Andalusische specialiteit is gazpacho, een koude tomatensoep. Gazpacho stilt de honger en lest tevens de dorst. De gazpacho Andaluz is een mengeling van brood, azijn, knoflook en olie. Daarbij doet men komkommer, tomaat en paprika.