
Een tand is een harde, witte structuur die zich in de mond bevindt en een onderdeel van het gebit vormt. Onder andere mensen, overige zoogdieren en reptielen hebben de beschikking over tanden. Tanden hebben twee belangrijke hoofdfuncties: allereerst zijn tanden, net zoals nagels, een soort wapens. Dieren die een groot aantal en/of erg sterke tanden hebben zijn meestal roofdieren. De tweede hoofdfunctie van de tanden is het afsnijden en fijnmalen van het voedsel. Vleeseters knippen hun prooi met hun tanden in kleinere stukken en planteneters kauwen (en herkauwen) hun voedsel ermee.
Voordat het genuttigde voedsel in de slokdarm en maag terechtkomt kan het worden fijngekauwd door de kiezen. De aanwezige hoektanden in het gebit houden het voedsel op zijn plaats zodat, indien het spartelt, toch kan worden gegeten. Snijtanden hebben als taak om groente, fruit en ander plantaardig materiaal te kunnen eten.
Aan de vorm van de tanden is te zien wat voor soort voedsel een bepaalt dier nuttigt Men maakt hierbij onderscheid tussen een herbivoor (planteneter), carnivoor (vleeseter) en een insectivoor (insecteneter). Een combinatie tussen meerdere soorten voedsel, de omnivoor (alleseter), is eveneens te herkennen aan het gebit.
De mens is een typische voorbeeld van een alleseter. Het menselijk gebit is dus zowel geschikt voor het eten van vlees als van plantaardig voedsel. Slechts in zeldzame gevallen gebruikt een mens zijn tanden als wapen. Op het moment dat een persoon zijn of haar tanden laat zien wordt dit vaak niet als aanval gezien maar juist als een ontwapenend gebaar..