Een vinger is één van de uitstekende ledematen die zich aan de hand van een mens of andere diersoort bevindt. In de regel heeft de mens (maar eveneens veel andere dieren) in totaal tien vingers. Indien er meer dan vijf vingers per hand aanwezig zijn dan is er sprake van zogenaamde polydactylie. De namen van de vingers, van buiten naar binnen gezien op het moment dat men de hand met de handpalm naar boven voor zich heeft gelegd, zijn: de duim, de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink.
De botjes in de vingers zijn duidelijk te voelen. Ieder kootje van een vinger bevat één botje. Elke vinger heeft drie kootjes die ieder met pezen bewogen kunnen worden vanuit de spieren die in de onderarm zitten. De duim heeft echter maar twee kootjes. Het uiteinde van een vinger heet een vingertop waarop zich aan de bovenzijde de nagels bevinden. Deze harde bescherming wordt door de mens met name gebruikt om kleine voorwerpen mee te kunnen bewerken.
De onderzijde van de vingertoppen is erg gevoelig. Hiermee is de mens in staat te voelen of een object bijvoorbeeld scherp of stomp, hard of zacht, nat of droog, warm of koud is.. Dit gevoel heet de tastzin en de diverse vormen hiervan worden tot de zintuigen gerekend. De tastzin in de vingertoppen kan worden getraind zoals blinde mensen doen. De tastzin van de vingers is een snelle reactie; bij het branden van de vingers zorgt dit ervoor dat de hand wordt teruggetrokken.